Familiebezit

Bijna wekelijks loop ik er wel even langs. Langs het bankje dat een beetje als mijn bankje voelt.

Het was destijds verrassend, dit bijzondere bankje hier, in Helmond, aan te treffen. In eerste instantie stond het in de Kasteeltuin. Natuurlijk heb ik het onmiddellijk omarmd: míjn armen zijn immers lang genoeg. Nu staat het, al enkele jaren, op een nog meer prominente plaats, namelijk, midden op de Markt: het bankje met daarop een citaat van mijn overleden oud-oom, oom Jan.

Ik ken de herkomst en context van de zinsnede niet en begrijpen doe ik het, waarschijnlijk om die reden, ook nog steeds niet: óf híj heeft te korte armen, maar zo herinner ik me hem niet, óf de persoon in kwestie heeft ’n nogal fors voorkomen, zo stel ik me het dan maar voor.

Het is overigens, als ik er langs loop, meestal bezet, of bezeten, mijn bankje. Misschien moet ik de bezitters, of bezetters, ervan, eens vragen naar wat zíj denken dat mijn oom Jan er mee bedoeld kan hebben.

Hoe dan ook: het ís, en blijft, gevoelsmatig, bijzonder. Dit bankje, op deze plek. Het bankje van oom Jan. God hebbe zijn ziel. En ik zijn bankje.

Iedere keer, als ik er langs loop, dan glimlach ik er even naar.

Hemelsbreed. Ik wél.

Mijn wenkbrauwen ophalen

Vandaag krijg, of nou ja, krijg, vandaag kóóp ik nieuwe wenkbrauwen. Voorheen haalde ik ze bij de HEMA. En hoewel ik zweer bij de HEMA, en de HEMA bij mij, zou ik graag een duurzamere oplossing willen voor “mijn probleem” en dus laat ik ze vandaag, op maat, maken!

Zelf heb ik nauwelijks wenkbrauwen en wat ik wél aan wenkbrauw heb, is erg licht van kleur. Al járen teken ik ze iedere ochtend, met een Hema-potloodje nummer 9, met mijn neus tegen de spiegel. Dat is én best veel werk en ook nog eens een kunst om ze op de juiste hoogte én symmetrisch tekenen. Eenmaal aangebracht stuit ik nog al eens op praktische problemen.

Zo ben ik er bijvoorbeeld wel eens eentje vergeten. Ik was op een zondagmorgen in een restaurant in Apeldoorn, op de 85ste verjaardag van een tante, toen ik na een toiletbezoek in de spiegel keek en iets miste in mijn gezicht. Ik had toen al een halve dag zo rond gelopen, 2 koppen koffie en taart op en met veel familieleden, die je anders nooit ziet, gesproken. En dat alles op één wenkbrauw.

Ik vermoed dat ik ’s morgens vroeg, halverwege mijn ochtendritueel, gestoord ben en mijn best ben gaan doen op tijd weg te komen. Maar ook na een FAG-spreekuur, het maken van netvliesfoto’s waarbij je met één oog door een oculair kijkt, ben ik er vaak eentje, die boven mijn dominante, linkeroog, kwijt. Soms loop ik de hele dag met een verbaasde blik omdat de ene een paar millimeter hoger zit dan de andere of een scherpere curve maakt. En laatst zat ik in de trein en veegde ik behalve de regen ook mijn wenkbrauwen van mijn wangen. Dát was voor mij de druppel.

En dús gaat het vandaag gebeuren. Ik ga mijn werk- en waterproof wenkbrauwen ophalen!

Ik verheug me nu al op de eerste regenbui én op de reactie van mijn kinderen:“Hé ma, je wenkbrauwen!

Wie niets verwacht….

Vandaag was de date, het live-gesprek met dokter Huys, de bedrijfsarts.

Zittend in de wachtkamer kon ik met geen mogelijkheid meer op zijn naam komen: hij had al die tijd als Twan Ziekenhuys in mijn agenda gestaan.

Ik hoopte dat hij zich ook niet al te veel van mij en ons eerste gesprek herinnerde want, om een lang verhaal kort te maken. Als ik mijn ogen sloot, hoorde ik Twan Huys en zat hij er écht, maar zodra ik mijn ogen open deed zat er gewoon een aardige man.

We hebben wel weer goed gepraat. Dat is ook belangrijk. De man verstaat zijn vak, had een hoop zinnigs te zeggen en ik ga, gelukkig, weer -een beetje- aan de slag!

Terug op de poli, wachtte mij, in het kader van mijn jubileum, een verrassing. Van Karen kreeg ik een cadeautje dat mijn teleurstelling over Twan snel teniet deed.

Een kunststof Rituals cadeau kaart ter waarde van 50€ met daarop een foto van een half naakt doch discreet met handdoek bedekt mooi mannelijk model, type Twan!

Ik ben meteen naar de Rituals gerend, want zo’n exemplaar kan je toch voor dat geld toch niet laten liggen!

Jammer genoeg hadden ze hem niet meer en kregen ze hem ook niet meer binnen. Ik ga dit weekend nog even in een ander filiaal kijken, wie weet hebben ze er ergens nog eentje liggen.

Terug in de tijd

Of, de tonnen van tante Teun

We zijn een paar dagen aan zee. Jos en ik, we logeren in een B&B in een piepklein bakhuisje, in een piepklein dorpje op Schouwen-Duiveland.

Ik ben terug in Dreischor. In dit lieflijke dorpje logeerde ik als kind, in de vakanties, vaak bij “de tantes”. Ook in de weekenden reden we er regelmatig voor een dagje naar toe: vanaf het Hellegatsplein stonden we steevast in de file en ook was het -bijna altijd- wachten voor de groene brug bij Bruinisse.

Veel vroege herinneringen liggen hier in dit dorp, in verschillende kleuren, geuren en smaken voor het oprapen.

Mijn broer en ik hadden geen opa’s en oma’s, maar wij hadden “de tantes”: de oudere zus van papa en haar vriendin. De tantes, verpleegsters van de oude stempel, verschenen al direct na onze geboorte ten tonele en stonden mama in haar kraamtijd bij. Vervolgens hebben zij onze moeder hun leven lang, vooral ongevraagd, van adviezen voorzien.

Mijn tantes, of “de zusters” zoals ze in het dorp genoemd werden, woonden in een klein huisje dat heel idyllisch, ver van de weg, aan het eind van een smal schelpenpad lag. Het huisje aan de Stoofweg had een dubbele boerendeur waarnaast ‘s zomers een Clematis met grote paarse bloemen bloeide. Achter het huisje lag een enorme tuin: een, in mijn ogen, gigantisch groot, frisgroen gazon met daar omheen een brede border met de mooiste bloemen. Achter deze bloementuin lag ook nog eens een grote groentetuin verscholen. Tante Riet plukte bloemen, tante Teun rooide aardappels. Er was een duidelijke taakverdeling: tante Riet deed het fijne werk, vooral bínnenshuis. Zo borduurde ze bijvoorbeeld bloemetjes op zijden zakdoekjes en naaide ze poppenkleertjes. Tante Teun was meer van ‘t grove werk buiten, voor de boodschappen én zij breide wollen sokken.

Ik logeerde er óf alleen, óf samen met mijn broer en soms ook met mijn beste vriendinnetje. We speelden er met onze poppen onder de trap, met de barbies in de tuin, deden verstoppertje, aten worteltjes, zó vers uit de grond, verzamelden er zure aalbessen en kruisbessen en plukten er zoete aardbeien en kleurrijke bloemen. De geur van Lathyrus laat mij nog steeds terug verlangen naar die tijd.

Na een regenbui zocht ik er in de klei eindeloos naar pijpensteeltjes. En zo veel zandtaartjes als ik met het buurmeisje heb gemaakt! Ook als het regende, want dan speelden we heerlijk naast de kakelende kippen in het houten kot of toverden we -in hun grote boerderijschuur- het wasrek om tot een tent.

In het meubel in de eetkamer het glazen potje met altijd dezelfde DZ-dropjes. Het servies, de bordjes met groene bloemetjes van Petrus Regout uit Maastricht. Ik zocht in het vogelboekje naar de vogels die ik met de verrekijker in de tuin spotte en keek verwonderd toe hoe de knoppen van de passiebloemen in de vensterbank open gingen. Ik had er mijn eigen kop en schotel, met paarse viooltjes, waaruit ik gekookte melk met een beetje-koffie-voor-de kleur én een vel kreeg en als de tantes ’s avonds een aperitiefje dronken kreeg ik ook een borreltje: 7-up met zelfgemaakte bessensap. Door de radio klonk altijd licht klassieke vioolmuziek. Op zondagochtend “Vroege Vogels”. Op het behang op de muur in de woonkamer was een streepje aangebracht dat aangaf hoog het water in 1953 had gestaan.

Een telefoonnummer dat lang uit slechts drie cijfers bestond, 672, en het licht in huis dat iedere avond even dipte of dimde, zodra in de houtzagerij -aan de andere kant van het dorp- de machines aangingen. De harde frisse lakens die naar Dixan roken, tante Teun die me altijd heel stevig instopte, de geur van de Medinos-tandpasta die zij gebruikten en altijd onder de douche met Badedas-op-mijn-eigen-spons en afdrogen met mijn eigen badhanddoek. Het geluid van de veer van de hordeur in de gang…

Ik smulde van het, door tante Riet versgebakken, nog warme bruine brood met zoute roomboter, zo’n dikke rol met een zilverkleurige wikkel er omheen, van zoete macaroni en “á la Rietschor”, zoals ze haar wentelteefjes noemde. En natuurlijk van de verse bolussen, warm van de bakker op de Ring! Nog altijd mijn meest favoriete lekkernij!

De krieleitjes kwamen van de kippetjes van boer en boerin Steenland, ik mocht ze zelf rapen. Mijn eerste nieuwe fiets; een knalgroene, van de fietsenwinkel aan het begin van het dorp. Fruit haalden we bij de Teelhoeve, grote boodschappen bij de Prijsslag in Nieuwerkerk en kaas op de markt, op dinsdag in Zierikzee.

Ook de geur van het wonderlijke winkeltje van de dorpskruidenier “Corre” kan ik zó oproepen. Melk haalden we, om de dag, vers van de koe, vaak nog lauw warm, in 2 emmertjes, bij de boer. Ik, achterop de fiets bij tante Teun, met mijn voeten in de zijtassen.

En nu ben ik terug. Terug in mijn herinnering die met de jaren langzaam steeds meer lijkt te verbleken, zoals slechts de geschilderde margarinereclame op de bakstenen gevel nog herinnert aan de winkel van Corre, Cor van Dixhoorn.

Dreischor blijkt ook nog eens veel kleiner te zijn dan het in mijn, kennelijk kinderlijke, beleving al was en toen ik uit de auto stapte, bracht alleen al de geur van de geteerde gepotdekselde schuren me terug in de straatjes, achterop de fiets, heen en weer naar de melkboer op de Welleweg, mijn voeten in die fietstassen.

Dolend door Dreischor wandel en wentel ik me in weemoed. Lag mijn huisje-vol-herinneringen voorheen vrij, slechts door een rij enorme populieren gescheiden van de ernaast gelegen akkers, nu werd het omgeven door een soort bos of park, zo had ik op Google Earth al eens gezien. Het beeld vanuit de lucht klopte totaal niet met dat in mijn hoofd, waardoor mijn nieuwsgierigheid ernaar, met het oplopen van mijn leeftijd, was gegroeid.

Vroeg in de avond zijn Jos en ik er naar toe gewandeld. Op de oprit stond toevallig een ouder echtpaar dat enigszins verbaasd keek toen wij doelgericht op hen afkwamen. Desondanks werden we enthousiast onthaald. Hun enthousiasme werd nog groter toen ik hen vertelde wat ik kwam doen, of, kwam voelen. Deze mensen bleken overigens niet de bewoners te zijn maar zij pasten, zoals ieder jaar, op het huis en de katten als de huidige eigenaren, goede vrienden van hen, vakantie vierden. Dat deden zij al zeker 10 jaar en dus kenden zij het huisje en haar recente geschiedenis goed.

Zij hebben mij uitgebreid het hele huis en de enorme tuin laten zien. Ik had foto’s bij me zodat ik de oude situatie kon laten tonen. Keek je vroeger vanuit de woonkamer ver weg de tuin in, tot aan de dijk met daarop de weg naar Zierikzee -op heldere dagen kon ik vanuit mijn slaapkamerraam de Sint Lievensmonstertoren van Zierikzee zelfs zien- nu keek je tegen huizenhoge begroeiing aan, alsof je aan de rand van een donker bos stond. De huidige bewoners hebben de akkers er om heen kunnen aankopen waardoor een enorm park, of eigenlijk meer een soort landgoed, inclusief enorme vijver ontstaan is. Hoewel onherkenbaar en ook schitterend, een groter contrast met het lieflijk huisje met het grote gazon uit mijn herinnering was niet denkbaar.

Na goed zoeken vond ik binnen gelukkig toch nog enkele herkenningspunten die wél strookten met mijn herinnering. De dubbele voordeur met de houten klopper, de oranje gevlamde tegeltjes op de keukenvloer, en ook de deur van de badkamer, inclusief de zwarte kunststof klink, was nog dezelfde, net als de waterput en het vervallen varkenskot.

In de garage rook het zelfs nog als destijds, de geur van de Diane die danste, onderweg naar het Dijkwater. Ik heb letterlijk en figuurlijk mijn hart op kunnen halen, ik heb mijn geheugen op kunnen frissen en nieuwe kleuren kunnen geven aan mijn vaal geworden herinneringen.

Mijn tantes zijn er al lang niet meer. Tante Riet overleed in 1992 en tante Teun tien jaar later. Zij hebben, hoewel van oorsprong geen Zeeuwse meisjes, altijd zeer sober, en op het ziekelijke af, zó zuinig geleefd. Ze hadden zelf geen kinderen en gingen maar heel zelden, maar meestal níet, op vakantie. Hun leven lang hebben ze goed gepot en op hun geld gezeten en na haar overlijden heeft tante Teun haar hele kapitaal aan de kerk geschonken. Die heeft er, naar de laatste wens van mijn tantes, nieuwe kroonluchters van aangeschaft. En dus schijnt het licht van mijn tantes tot op de dag van vandaag in de Adriaanskerk in Dreischor.

Ik kan er niet rouwig om zijn want mijn erfdeel bestaat uit onbeschrijflijk veel levendige herinneringen en die zijn onbetaalbaar. Daar kunnen de tonnen van tante Teun niet tegenop.

De mamager

De jongeman lag op z’n rug in z’n pop-up strandtentje aan zee en las. Het was dik 30 graden. Hij las en lag en las daar maar, gekleed in een polo en een geruite korte broek. Z’n hakken in het zand. Hij las Stephen King en ik vermoed dat het een erg pakkend boek was want het liet hem geen moment los: de man keek niet op of om.

“Heerlijk zo’n dag alleen en helemaal voor jezelf,” dacht ik, me verplaatsend in de man wiens wereld ik niet kende maar waarvan ik aannam dat het een veelbewogen en drukke was.

Op dat moment kwamen er twee schattige knulletjes, van ongeveer 2 en 4 jaar oud, aan gedrenteld. In hun kielzog volgde een jonge vrouw. “Papahhhhh,” riepen de jongetjes in canon en ze kropen bij de jonge man in het beetje schaduw dat het halve tentje bood. Papa bleef liggen, gaf geen kik en las onverstoorbaar verder.

“Wie wil een boterhammetje? Wie wil een pakje appelsap?” vroeg de jonge vrouw, die onvermoeibaar leek en de kindertjes voorzag van eten en drinken en de broodnodige aandacht. Na de boterhammen speelden de kindjes, onder toeziend oog van de moeder, wat rond het tentje waarna de jonge vrouw de kinderen opnieuw mee nam om in zee te zwemmen.

En zo gaat het nu al uren. De man ligt en leest en de vrouw zwemt en sjokt achter hun zoontjes aan. Ze houdt ze nauwlettend in de gaten en verliest ze geen moment uit het oog. De man zijn boek ook niet. Alhoewel, eerlijk is eerlijk, hij is in al die tijd 2 keer uit zijn nylon schulp gekropen om even een paar vakantiekiekjes te schieten van zijn vrouw en kindjes, maar keerde beide keren rap terug op het nest om snel weer diep in zijn boek te duiken.

Ik sloeg het geheel gade. Ik was op therapeutische basis ter plekke: de zeelúcht zou mijn longen goed doen, en bovendien zou het zeewáter goed zijn voor de huid van mijn voeten. Ik baadde pootje, ik snoof de zilte zeelucht, ik zwom drie slagen in de rondte, kwam op adem en ik zat, ik lag en las ook. Ik was toevallig net halverwege een toepasselijk artikel in het Volkskrant Magazine en het was alsof de jongeman zo vanuit mijn tijdschrift het strand op het tentje in was gekropen.

”Vader doet toch al lekker mee, nietwaar?” zo luidde de titel. Het ging over de bijdrage van mannen aan het huishouden en over hoe het kan dat gelijkwaardige relaties opeens traditioneel worden zodra er kinderen komen. “Waarom zijn vrouwen nog steeds vaak de manager van het gezin?”, zo vroeg de schrijfster van het artikel zich af. 

Om niet het hele artikel te citeren: het komt erop neer dat verankerde gendernormen hier aan ten grondslag lijken te liggen. Uit onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat Nederlanders vinden dat vrouwen beter voor jonge kinderen kunnen zorgen dan mannen.

Mijn observatie bevestigde dit: de man had overduidelijk zijn anker uitgegooid en lag roerloos op zijn rug, diep verzonken in zijn boek.

Natuurlijk is oordelen vanaf de kant eenvoudig en snel gedaan, en niet helemaal eerlijk en objectief. Ik had per slot van rekening geen kader waarin ik dit schouwspel kon plaatsen. Misschien hadden de jonge man en de jonge vrouw wel afspraken over de taakverdeling gemaakt en zouden de rollen ‘s middags omgedraaid worden?

De man heeft zijn boek uit en hij slaat het zachtjes dicht. Ik hoor de vrouw tegen de man zeggen: “we gaan naar huis, jongen!” waarop hij, stijf van het lange liggen, moeizaam doch gedwee opstaat. Hij klopt het zand van zijn kleren en stopt tevreden zijn boek in z’n rugzak.

“Heerlijk, zo’n dagje aan zee!” zal ook hij gedacht hebben.

Afspraak

Vorige week had ik een onderhoud met de bedrijfsarts. Telefonisch. Hijgend stond ik hem te woord. Het is maar goed dat híj mij belde.

Het was een prettig gesprek en al vroeg in het interview viel mij op dat de stem aan de andere kant van de lijn sprekend leek op die van Twan Huys, wat mij enigszins afleidde van het gespreksonderwerp en wat het hijgen er niet minder op maakte.

Na afloop van ons vraaggesprek vroeg dokter ZiekenHuys mij of ik nog vragen of opmerkingen had.

Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt en heb hem van mijn snelle subjectieve constatering op de hoogte gebracht. Hij moest er luid om lachen. “Dát heb ik nog nooit eerder gehoord, wél dat ik op hem lijk,” antwoordde hij.

Ik kan niet wachten op het volgende interview! Live!

25 jaar ooglid

Vandaag vier ik mijn jubileum. Het is 25 jaar geleden dat ik in dienst trad van, tóen, het Carolus Ziekenhuis. Toch heb ik niet zo veel met die datum, 1 augustus 1994. Het nieuwe contract voelde voor mij als een formaliteit.

Ik heb meer met 18 maart 1992, dát is de dag waarop ik, als 22-jarige, op de poli kwam werken, in dienst van de oogartsen. Na 2,5 jaar werd dat dienstverband overgenomen door het ziekenhuis.

En dus vier ik vandaag vooral dat ik 27,5 jaar geleden op de poli ben begonnen!

Korver en consorten

Wat was ik jong, timide en bang! Vooral voor dokter Korver, Cornelis. Die durfde ik toen nog niet van repliek te dienen, en te tutoyeren al helemáál niet. Tutoyeren wat hier, in Brabant, overigens vanzelfsprekender gevonden wordt en makkelijker en sneller gedaan werd en wordt, valt mij op, dan ik, van huis uit, in het westen gewend was.

Voor Cees Verdoorn was ik, hoewel hij flink stampij kon maken, we noemden hem ook wel dokter Verdorie, níet bang. Van hem had ik niets te vrezen. Toen ik namelijk in dat vroege voorjaar, op een woensdagmiddag, bij mevrouw Korver, ging solliciteren in de praktijk in Best, kwam Verdoorn net een nieuwe status halen waarbij zijn oog op mijn diploma van Het Rotterdamsch Lyceum viel.

Er waren destijds, in Rotterdam, 3 middelbare scholen die “er toe deden”. Cees had zijn diploma op één van die 3 behaald, maar “het Rotterdamsch” genoot in die tijd meer aanzien. En dus rolde ik, alleen al op grond van de naam van mijn school, zo door zowel de eerste als tweede ronde van de sollicitatieprocedure heen. Dat was nog eens geluk hebben!

Ik zat overigens op die school omdat het een goede maar vooral erg kleine school was. Níet voor het aanzien: ik deed niet aan “hackey of tannas”, ons huis stond niet in Hillegersberg, ik kwam niet uit Kralingen en ik kocht mijn kleding niet in de stad bij Maison de Bonneterie, of “de Bonne-tering” in goed Rotterdams, maar bij C&A en Zeeman op het Zuidplein.

Naast Korver en Verdoorn, had je natuurlijk ook nog Willem van Wijnen en Wim Klein Poelhuis. Van hen had niemand iets te vrezen. Zij waren altíjd voor rede vatbaar. Later maakten Wilda en Oege de club compleet.

Ik werkte vooral in Boxtel en Best. De oogarts die ‘s morgens spreekuur had in Boxtel, draaide ‘s middags spreekuur in Best. Ik had nog geen rijbewijs en iedere maandag – en dinsdagochtend kwam dokter Korver mij met de auto thuis ophalen om naar Boxtel te gaan. We reden tussen de middag samen terug naar Best voor het middagspreekuur.

De andere dagen ging ik met de trein naar Boxtel. Op woensdag reed ik soms met Cees mee terug naar Best, vaak via Haaren om thuis, samen met Karin, zijn vrouw, te lunchen.

Ik heb heel wat doodsangsten uitgestaan bij Cees in de auto -vaak een snelle sportwagen- op de landelijke binnendoor-weggetjes waarover hij vol gas scheurde. Gelukkig haalde ik net zo snel zelf mijn rijbewijs.

Dokter van Wijnen kwam op vrijdag altijd, weer of geen weer, op de race- of ligfiets, vanuit Zuilichem, via Boxtel naar Best en ’s avonds fietste hij dat hele eind weer helemaal terug. Bij hoge uitzondering kwam hij met de auto, in zijn eendje.

Wat is er veel veranderd en wat klink ik nu oud! Met destijds nog een papieren agenda die we zelf maakten en invulden, het verzamelen en tellen van de korte en lange kaarten, declaraties die we uitdraaiden en per post indienden bij de CZ en VGZ. Het maken van de statussen met voor iedere arts een eigen code en kleur. Korver was 1 en kleurde rood, van Wijnen 2 en blauw, KP, groen en 3. Verdoorn was 4 en zwart.

Mijn taken bestonden verder uit patiënten ontvangen, afspraken maken, de telefoon beantwoorden, huisartsen-brieven schrijven, statussen opzoeken en opruimen, ok-programma’s maken, koffie zetten en het bedienen van de auto-refractor en non-contact tonometer.

De poli bestond uit een geweldige en ook een gelijkwaardige groep mensen. Het waren fijne collega’s met wie ik 16 jaar lang heerlijk heb gewerkt en met wie ik veel heb gedeeld.

Ankie maakte, in mijn ogen, tóen al heel lang deel uit van de poli en Petra en Angelique waren net iets eerder dan ik begonnen. Twee jaar later kwam Astrid, en Mieke heb ik in de praktijk in Best binnen zien komen voor een snuffelstage toen ze in 6 VWO zat!

Al ben ik veel collega’s uit het oog verloren, ik kijk nog steeds met veel plezier en soms, zoals vandaag, met wat weemoed, terug op die tijd.

Gelukkig ben ik, ook na de omstreden scheiding, altijd met veel plezier blijven werken, met nieuwe collega’s en nieuwe artsen met nieuwe gebruiksaanwijzingen.

De “nieuwe” collega’s van na de fusie van destijds, zijn inmiddels ook “oud” en voelen al heel lang net zó vertrouwd. Het is niet voor niets dat ik hier al zo lang en zo graag met jullie allemaal werk!

Rol van betekenis

Over de afgelopen 11 jaar kan ik ook nog wel een boekje open doen, maar de meesten van jullie spelen daar zelf een grotere of kleinere rol in. Jullie maken een belangrijk deel uit van mijn leven dat zich grotendeels op de poli afspeelt en dus zal ik dát boekje dicht laten. Veel van deze verhalen kennen jullie immers al!

Maar goed, zoals duidelijk zal zijn, beleef ik een feestelijk jaar. Ik ben 50 jaar geworden, ik vier mijn 25-jarig jubileum en ik hoop nog heel lang met jullie allemaal te mogen werken ( ik zal ook wel móeten, en júllie met mij : ) en dan gráág met net zo veel liefde, humor, waardering en plezier als ik de afgelopen jaren heb ervaren, in de hoop samen nog flink wat hoofdstukken toe te kunnen voegen aan het boek dat nog lang niet uit is.

Maar wáár is de jubilaris?

Vandaag vier ik mijn jubileum, thúis.

Na een kort optreden op de set van het Elkerliek ben ik daar gelukkig weer snel uit het script geschreven. Veel tekst had ik daar overigens niet, het was ook slechts een gastrol. Ik was figurant in een bedscène die een week duurde. Tegenspelers als Dr. Ross of McDreamy waren in geen velden of wegen te bekennen. Die hebben ze niet in het Elkerliek. Dáár niet!

Ik had graag vandaag mijn comeback willen maken in mijn eigen, langlopende, ziekenhuisserie. Hoewel ik deze rol van binnen en buiten ken en alle teksten uit mijn hoofd weet, ben ik nog lang niet uitgespeeld. Desondanks kan ik nog niet terug in mijn rol en keer ik vandaag helaas nog niet terug op het vertrouwde toneel.

Met een actieradius van inmiddels wel al zo’n 2 x 450 meter, is Den Bosch is nog te ver, of is mijn ademweg nog tekort. Om met voldoende O2 naar A2 te komen, moet  ik nog flink wat stappen maken.

De taart komt later. En ik ook! Ik moet nog even op adem komen!

Fijne dag allemaal, lieve collega’s!

XXX

Code roodgloeiend

Er zijn de afgelopen week veel records verbroken maar niet door mij! Alhoewel, een persoonlijk zitrecord heb ik wel neergezet denk ik!

Met dagenlang extreme temperaturen tussen 37 tot 41 graden, was het lastig grenzen verleggen. Ik probéérde ze wel op te zoeken, maar ik vond ze al snel. Vlak achter de voordeur. ‘s Morgens heel vroeg naar de Jumbo of letterlijk een blokje om, da’s nu nog de limit.

Nu er regen is gevallen, die zó lekker ruikt, is het wat afgekoeld. Morgen wordt het slechts 27 graden. Ik heb me zelf als doel gesteld, samen met Jos, naar de stad te lopen, dáár koffie te drinken zonder appeltaart en weer terug te wandelen.

Het was gisteravond, met ín huis 33 graden niet te harden en we besloten verkoeling te zoeken in de Cacaofabriek. Een uitje! Weer eens wat anders dan de Jumbo! Én weer onder de mensen: zéker acht!

Normaal gesproken gaan we op de fiets naar de Cacaofabriek, nu zijn we met de auto door de 39 graden dikke deken gereden. Nou, cakou was het er! Het was er zeer aangenaam vertoeven.

Waar we een zwaar Frans drama verwachtten, kregen we een luchtige vrolijke Franse film voorgeschoteld.

https://youtu.be/HxEO3_yhTyc

Nu is het vrijdagavond en luister ik op onze binnenplaats naar de muziek die een band -live- in de Kasteeltuin speelt. Jos stuurt me af en toe wat sfeerbeelden via Whatsapp. Bij elk intro van ’n nieuw nummer dat ingezet wordt, app ik Jos de titel in de hoop het lied sneller te herkennen dan hij. Zo ben ik er toch ook een beetje bij.

Vorige week heb ik op deze manier, vanaf de binnenplaats, de hele ABBA tribute mee beleefd. Ik kon Thomas zelfs woord voor woord verstaan en hem zijn aan- en afkondigingen horen doen.

Jos heeft nog geopperd een rolstoel voor me te regelen maar dat zag ik niet zitten. Ik zit hier prima op de binnenplaats van ons eigen kleine kasteel.

‘n Prednibijzondere bijkomstigheid

Wat is het toch bijzonder om je continue bewust te zijn van de geuren die je omringen. Ongeacht wélke geuren dat zijn.

’s Morgens, onder de douche, ruikt mijn washandje eerst zacht geel naar de Robijn Zwitsal, daarna kleurt het, net zo zacht, naar de oranje Rituals mousse en voel ik me als een happy Bhudda.

Ik heb Roos, in een reukloze periode, een keer een busje Tom-Pouce-douche-mousse gegeven, écht HEMA! ’t Zag er schattig uit en het kon haast niet anders dan lekker roze ruiken. Dácht ik.

Begin deze maand, tijdens het inpakken en verhuizen van haar leven in Leuven, stopte ze het mij toe. “Sorry mam, hij is écht te zoet,” zei ze, wetende dat mij níets te zoet is en wetende dat ik toch niet zou ruiken hóe smerig zoet hij zou zijn. Tot twee weken terug, en inderdaad, hij blijkt bijna misselijkmakend zoet!

Nu was ik, op deze zwoele zomeravonden, voor het slapen gaan, mijn voeten er mee, met de zware vanilledampen ver verwijderd van mijn neus.

Ook nú pas ruik ik dat de shampoo van Holland&Barret, die ik al 2 maanden gebruik, écht naar cacao ruikt en hoe friszoet het micellair water van de HEMA ruikt.

Mijn tandpasta, haarcrème, deo en dagcrème. De Calci-chew, “o ja, da’s waar ook, citroen”.

Jos’ aftershave op de slaapkamer, zelfs als hij zelf al lang en breed beneden achter de krant zit. De kránt!

Ik was vergeten hoe de 3 smaken “fragance mist” van Victoria’s Secret ruiken. Ik schafte ze, in een reukrijke periode, enthousiast kort na elkaar aan, je weet immers maar nooit, en inderdaad, niet lang daarna verdween alle geur weer uit mijn leven.

Gaf ik het anders, na 8 x spuiten van decolleté, hals en polsen op, want stél nou dat ik na 5 x wél iets zou gaan ruiken, nu word ik na 2 x spuiten al bedwelmd door een groot gevoel van gelukzaligheid.

Het is dan net 8 uur geweest en de dag moet nog beginnen.