Later, als ik groot ben…

In eerste instantie stak hij slechts voorzichtig zijn neus om de deur om vervolgens, met zijn staart tussen zijn benen, behoedzaam mijn domein te betreden. Het was een vol en ondoenlijk druk spreekuur en de oogarts van die dag kwam mij, duidelijk bezwaard en zich bewust van het bijna onmogelijke wat hij verlangde en wilde gaan vragen, met een kop koffie in zijn ene en een status in zijn andere hand, dringend doch vriendelijk verzoeken of ik tijd had om een -extra- noodzakelijk oogonderzoek te doen bij patiënt Janssen.

“Vroeger” begon hij, zich verontschuldigend en zijn voorzichtigheid verklarend,“als klein jongetje, hoopte ik dat ik later een grote bouvier of stoere herdershond zou worden….” Zo’n hond met een onverschrokken voorkomen, fier en vrolijk van aard maar met een niemand- en nietsontziende blik, woest en waaks als een échte Wodan, één die ontzag afdwingt, recht op z’n doel af gaat en voor de Duvel niet bang is, denk ik, dat hij bedoelde.

Op mijn vraag wat er dan wél van die pup van vroeger was geworden, antwoordde hij bescheiden dat hij helaas niet was geworden waarop hij had gehoopt en dat hij nu toch helaas meer overeenkomsten vertoonde met een blonde Labrador.

En hoewel hij wat conditie en uiterlijk betreft, meer weg heeft van een hazewindhond, past een Labrador, gezien zijn goedmoedigheid én karakter maar ook met het oog op zijn functie, hem inderdaad beter. “Ja, natúúrlijk, een blindengeleidehond, dát ben je”, zo beaamde ik, misschien net iets te snel en te enthousiast!

“Ennuhhh, dank je wel voor de koffie, dokter, lekker, maar ik zal eerst dat onderzoek even doen bij meneer Janssen!” zei ik hem uitgelaten, waarna hij, tevreden, en vrolijk kwispelend, mijn kamer verliet.

Plaats een reactie