Buiten bedrijf, II

Zo scherp afgetekend en duidelijk als de door Corona gestelde grenzen met de buitenwereld al maandenlang zijn, zo vaag werden na verloop van tijd de grenzen tussen de dagen van de week.

Ongemerkt gleden ze voorbij en vloeiden ze in elkaar over. Vooral de overgang van vrijdag op zaterdag vervaagde voelbaar. Dit ging ten koste van het door mij altijd zo gekoesterde weekendgevoel op de vrijdagmiddag. Ook het zondagavond-gevoel verdween. Dat weemoedige gevoel na een ontspannen weekend dat jou vertelt dat je morgen weer vroeg op moet en jou op je verantwoordelijkheden en verplichtingen van de volgende week wijst.

Ook was er nauwelijks een grens aan tijd. Zo lang er onduidelijkheid heerste over de gevolgen en het voortbestaan van het virus, was er tijd genoeg. De tijd was grenzeloos. Dat klinkt eindeloos. Maar, zo veel werd mij snel duidelijk, tijd voor jezelf is zo veel waardevoller als ze beteugeld wordt.

Al ruim een half jaar zijn we samen thuis. Mijn man was al thuis. En toen ik afgelopen maart onverwacht thuis kwam te zitten omdat ik deel uit bleek te maken van de hoog risicogroep, kreeg ik, naast een, al dan niet terecht, schuldgevoel, ook een soort vervroegd pensioen-gevoel. Dat hield in: op tijd op, weliswaar niet meer om half 6, om de krant écht lezen. Daarna tijd om samen huis te houden, koffie te drinken, een spelletje te doen, een serie te kijken, te schrijven en knutselen. Al deze activiteiten uiteraard binnen de door Corona gestelde grenzen aan onze vrijheid, met andere woorden; binnen de grenzen van ons domein dat door de ligusterheg gescheiden is van de buitenwereld.

Na 3 maanden kwam er gelukkig duidelijkheid, kreeg ik een werkplek thuis en kreeg mijn tijd weer grenzen. Mijn week kreeg naast grenzen ook weer inhoud. De voldoening knabbelde kleine randjes van mijn schuldgevoel af en mijn gevoel van onmacht taande. Ik gaf en gééf weer invulling aan mijn baan en bestaan in het JBZ.

De multifunctionele zijkamer, waarvoor we na jaren nog steeds geen goede naam hebben, is nu mijn domein. Als ik ‘s morgens, voor de gezamenlijke dag-start, inbel bij een collega uit de “oogleden-app” en de live-verbinding met de koffiekamer in het JBZ tot stand gekomen is, kan ik even naar mijn collega’s zwaaien.

Mijn collega’s zien míj in een decor van achttien vierkante meter boekenkast. “Zit je in een notariskantoor?” vroeg een collega de eerste ochtend. “Ja,” antwoordde ik, al was de notaris zelf was in geen velden of wegen te bekennen, die lag boven nog op één oor.

Als de verbinding er is, word ik meestal in de schaal met suiker- en melkstaafjes gelegd, vaak net iets te veel op m’n rug, zo dat ik niets anders kan dan 10 minuten lang naar de vlaggetjes aan het plafond staren. De vlaggetjes die ik daar zelf, 1 maart jl, voor de jubilarissen heb opgehangen. Zo ben ik ook al eens in een schaal met appels beland. Zonde, want dat werkte ook niet: iets met een Oud Testament, meen ik. Ik zal de notaris er eens naar vragen .

Ook “de notaris”, tevens pensionaris, is aan huis gekluisterd. Terwijl ik werk, houdt hij huis. We drinken nog steeds samen koffie, we lunchen en drinken thee als ik pauze heb, resp 15, 30 en 15 minuten. Ik ben punctueel. De notaris ook.

Met het oversteken van de gang, scheid ik werk van privé en aan het einde van mijn dag, vraagt de notaris steevast hoe het op het werk was, waarna hij aan het koken slaat. Daar draait hij zijn hand niet voor om; de notaris is van alle markten thuis.

Sinds we een gat in de liguster snoeiden, hebben we meer interactie met de buitenwereld. Aan de andere kant van het Corona-gat bevindt zich een mini-terras dat bestaat uit een klein houten tafeltje met 2 stoeltjes. Het tafeltje is voorzien van een fleurig kleedje, bloemetjes en servetten. We serveren er dagelijks tussen 16 en 20 uur van onze “kleine kaart”.

Als ik aan het werk ben, of sinds ik weer aan het werk ben, neemt de notaris de honneurs waar en houdt híj spreekuur aan de heg. Op onze mini-menukaart staan koeken van de dag, meestal roze, en het gebak van de week dat de notaris 10 aaneengesloten zaterdagen bakte. De totstandkoming van de (mis)baksels legde ik minutieus op film vast. Ik monteerde de bakprocessen wekelijks tot smakelijke en vermakelijke videoclips die we naar potentiële terrasbezoekers stuurden. Op deze wijze kwamen we aan onze klandizie en sociale contacten. Als je boft serveren we, zolang de voorraad strekt, ook buiten de kaart om: beschuit met aardbeien, bitterballen, Vietnamese loempia’s, aperol spritz, pastis of koffie met cognac.

Ons gat in de heg, dat tot veel positieve reacties leidt, zorgt voor zo veel aanloop, dat we het onlangs nog hebben moeten uitbreiden met 2 x 20 centimeter. Overigens nog steeds conform de richtlijnen van het RIVM inclusief tijdslot. Sinds enkele weken badmintonnen we, na het eten, op straat, tot dat ‘t donker wordt, samen of met een eventuele terrasbezoeker. Dé ideale social distance bezigheid.

Zo geven wij ons isolement al maanden vorm. Inmiddels treden we er, zij het sporadisch, tussen de 2 golven door, ook wel eens buiten. We wandelen op rustige plekken, en doet “de notaris”, op strategische tijdstippen, boodschappen. De meeste boodschappen bestellen we echter online, die worden eens per twee weken thuis bezorgd.

Behalve de JUMBO en mijn collega’s, zie ik ook mijn kinderen vooral online. Ik heb hen de afgelopen 6 maanden 3 x live ontmoet. Met een camping-uitrusting die bestond uit 2 stoeltjes, ‘n tafeltje, kleedje, koelbox, koffie en koekjes, kortom; onze kleine kaart, reed ik naar Nijmegen waar ik me in de voortuin van mijn oudste nestelde of mijn kamp opsloeg op het parkeerterrein van het studentencomplex waar mijn jongste, overigens erg idyllisch, tegen een bosrand aan woont.

Met andere woorden, we maken van de nood een deugd. Het is knus en veilig in ons isolement dat van alle gemakken en luxe is voorzien. De schrijnende situaties van veel anderen, waarover je in de krant leest, in ogenschouw genomen, hebben wij het erg goed samen. Die enkele discussie over de vaatdoekjes daar gelaten. Daarmee sla ik hem graag om de oren.

We zijn ons erg bewust van onze situatie en realiseren ons goed dat we niet de enigen zijn, en dat ons ongemak, met dat van veel anderen vergeleken, erg relatief is. Alleen, waar wij voorheen ons best deden vaker sámen iets te ondernemen, moeten we nu ons best doen vaker iets níet samen te doen.

Vorige maand mocht, of moest, ik voor een CT-scan van mijn neus naar het Gelderse Vallei Ziekenhuis in Ede. Dat betekende, even uit de isolatie! Het was 2 x 1,5 uur rijden voor, naar later bleek, een onderzoek van nog geen 4 minuten. Ik heb maar een kleine neus.

Aanvankelijk hadden we afgesproken dat de notaris -voor de gezelligheid- mee zou gaan. Omdat er een andere afspraak tussen kwam, en omdat het dik dertig graden werd, besloot de notaris -gezellig- bij de heg te blijven en ben ik -gezellig- alleen gegaan.

Het was H E E R L I J K ! Even alleen. Mijn eigen muziek, meezingen op mijn volume zonder gepijnigde blikken toegeworpen te krijgen, en vooral, mijn snelheid, al dan niet begrensd. Ik heb er van genoten en toen ik thuis kwam en Jos mij vroeg hoe mijn dag was geweest, had ik een hoop te vertellen over mijn middag in vrijheid. Ook de notaris bleek een heerlijk -rustige- middag alleen achter de heg, in de zon, met zijn muziek, op zijn volume, in zijn tempo, te hebben doorgebracht. “Ben je nu al thuis?” kon hij nog net inslikken, maar de “teleurstelling” op zijn gezicht sprak boekdelen toen ik hem bij thuiskomst blij begroette.

En dus, als de gelegenheid zicht voordoet, maken wij zelfs van een noodzakelijk ziekenhuisbezoek een deugd. Één van ons ontsnapt aan het isolement terwijl de ander de koning te rijk is in onze “gouden kooi”.

Het is, hoe dan ook, altijd weer heerlijk thuiskomen in onze, geïsoleerde door de liguster beveiligde burcht, waar we naast elkaar ons eigen spreekuur draaien.

De nieuwe werkzaamheden geven mijn weken inhoud, overzicht en vorm en zorgen ervoor dat ik op maandag naar het einde van de week toe kan werken, naar het weekend-gevoel dat je alleen daar, op dat moment, op vrijdagmiddag, vindt.

Plaats een reactie