Jaren geleden, om niet te zeggen, in mijn jónge jaren, moest ik een gezichtsveldonderzoek verrichten bij een boef. Tijdens dit onderzoek zit je, meestal samen met de patiënt, in een kleine inpandige ruimte met gedempt licht.
De patiënt zit voor een grote koepel, laat zijn kin op een steuntje rusten, en fixeert, met één oog, het andere is met een “piratenkapje” afgedekt, op een vast punt in de koepel. Terwijl de patiënt naar dit punt kijkt, verschijnen er in de koepel, na elkaar, op verschillende plaatsen, steeds kleine lichtjes met een andere lichtintensiteit.
Het is de bedoeling dat de patiënt, door op het knopje dat hij in zijn hand heeft, te drukken, aangeeft wanneer hij een lampje aan zie gaant. Op deze wijze kunnen we aantonen of het gezichtsveld, mits betrouwbaar uitgevoerd, al dan niet in tact is.
Hoewel deze keer niet helemáál onbevangen, gaf ik hem, in aanwezigheid van een batterij beveiliging, gewoontegetrouw uitleg en de bijbehorende instructies. Ik legde hem nog uitvoeriger dan hierboven beschreven, de werking, het doel en de duur van het onderzoek uit. Hij luisterde geboeid en ik besloot mijn verhaal, net als anders, met “al met al kan het best een lange zit zijn”, waarop de boef rap antwoordde: “Nou juffrouw, ik ben wel wat gewend hoor!”