Het is overal om je heen. Soms moet je goed of beter kijken, verder en hoger, om het te kunnen zien. En bovenal, je moet het natuurlijk ook wíllen zien.
Vorig jaar was het er in de vertrek- en aankomsthal van Eindhoven AirPort. Ik zag het in één oogopslag. In schril contrast met de stalen constructie van grove grijze spanten was het liefde op het eerste gezicht: love was in the airport.
Zo’n week of twee geleden zag ik het op de Boulevard van het ziekenhuis. In eerste instantie ging ik er, op weg naar huis, aan voorbij. Pas in tweede instantie, ter hoogte van de poli eurologie (ook wel de pinpoli of afdeling opname) kwam het binnen. Ik ben terug gelopen om nog eens goed te kijken en het was er écht. Hoog boven mijn hoofd stak een rood gekleurd hart fel af tegen de witte platen van het plafond: er hing liefde in de lucht!
En hoewel er een verleidelijk lang, glanzend rood, lint aan bevestigd zat, was het onbereikbaar. Ongrijpbaar. Het klopte niet. Dit vers gevulde hart, bol van de liefde, zo liefdevol, hing er doodstil, berustend en roerloos. Wie zou het toebehoren?
Wie had het verkregen, of was het voorbestemd geweest weggegeven te worden? Ging het verlies ervan gepaard met kinderlijk verdriet, ging er serieus hartzeer achter schuil, of was het bedoeld geweest als hart onder de riem voor een geliefd familielid, een vriend of vriendin? In liefde los gelaten? Zwevend tussen hoop en vrees?
De ballon hangt er nog steeds, even vrolijk als verdrietig, zag ik, vanmorgen op weg naar de poli.
Het raadsel van deze liefde, ik kan het niet oplossen. Dit mysterie-op-micro-niveau valt niet te ontrafelen. Niet duidelijk wordt of dit een luchtige liefde of vluchtige liefde betreft. Níet of het verlies ervan een klein of groot verdriet veroorzaakt heeft, en niet of deze liefde verspeeld of verloren is.
Hoe dan ook, ik heb hem gevonden. En gevoeld. De liefde ligt voor het oprapen.
Kusje-Knuffel-Kusje-Knuffel
