
“Houd jij je sokken aan of doe je ze juist uit, als je voor een inwendig onderzoek naar de huisarts gaat?” vroeg mijn vriendin mij, jaren geleden, tussen 2 slokken koffie door.
Ik had op dat moment, gelukkig, nog niet zo vaak ’n inwendige onderzoek hoeven ondergaan en ik moest haar het antwoord schuldig blijven. Wél kan ik me het éérste onderzoek nog goed herinneren. Het was begin november en mijn huisarts zou een spiraaltje plaatsen. Ik kreeg de schrik van mijn leven toen ik “het ding” ophaalde bij de apotheek. Het was verpakt in een joekel van een doos van zo’n 80 cm lang, 5 cm breed en 2 cm dik. “Dat past nooit”, stamelde ik tegen de apothekersassistente toen ze me de doos in mijn handen drukte.
Toen ik een dag later met mijn doos in de wachtkamer van de huisarts zat, kreeg ik de tweede schok. Zijn assistente, tevens zijn echtgenote, kwam bij me zitten om me voor te bereiden op hetgeen waarvan ik niet wist dat het komen zou. Begripvol begon ze uitvoerig uit te leggen hoe een en ander in zijn werk zou gaan en wat ik gedurende de behandeling zou kunnen verwachten, voelen en ervaren. Ze voorspelde een weeën-storm die me zou herinneren aan mijn bevallingen. Zó had ik me dat niet voorgesteld, ik was namelijk in de veronderstelling dat “de ingreep” niet zo veel voorstelde, en in die veronderstelling wilde ik ook graag blijven!
Toen ik, al dan niet met sokken aan, in de uitgangspositie lag en de dokter zijn startpositie in had genomen, kwam zij, de echtgenote, naast me staan. Ik hoorde de eendenbek kabbelen onder warm stromend water, ik werd in de spot-lights gezet en ik hoorde het geluid van instrumenten in een metalen bekkentje. Ze liet geruststellend haar handen op mijn rechter bovenbeen rusten terwijl ze gedetailleerd verslag deed van hetgeen zich tussen mijn benen afspeelde. “Niet schrikken, nu brengt ‘ie de eendenbek in, dat kan wel even gevoelig zijn hoor, zucht maar even”, zo sprak ze rustig. Vervolgens, ín mij, het geluid van metaal op metaal en inderdaad een hevige en weeïge pijn, kracht 9. Juist op het moment dat ik de handdoek in de ring wilde gooien, ik snapte nu wel waarom en waarop ze me was komen voorbereiden, vervolgde ze haar verslag: “en dan voel je nu een klein pikje”, vermoedelijk en hopelijk doelend op het plaatsingsceremonieel van mijn spiraaltje.
Helaas ging het niet helemaal goed met het pikje, want toen haar echtgenoot zijn instrument terug haalde, kwam ook het spiraaltje mee terug en was het einde oefening. Over en weer, tussen haar en hém, werd druk overlegd over “nóg een keer” en een nieuwe doos, maar ik was er klaar mee voor dat moment en heb hen hartelijk bedankt voor de moeite.
Vier weken en een cyclus later, op woensdagmiddag 5 december, kon ik op herhaling. De enorme doos met nieuwe spiraal had ik in een vrolijk sinterklaaspapiertje verpakt. “Zit er ook een gedicht bij?”, vroeg de huisarts me lachend terwijl ik hem de doos overhandigde.”Kut, nee vergeten!”, mompelde ik: “gemiste kans!”
Sinds die vraag van mijn vriendin, smeer ik, als ik naar de huisarts ga, mijn bovenbenen in met bodymilk met subtiele glitters, trek ik mijn leukste sokken aan en zorg ik er, voor de zekerheid, voor dat mijn teennagels piekfijn in de gel-lak zitten, zodat ik goed en vol zelfvertrouwen elke noodzakelijke en ongemakkelijke positie kan aannemen bij een dergelijk onderzoek.
Mijn huisarts die ik overigens, sindsdien, niet meer kan zien zonder aan zijn kleine pikje te denken.