Ik zat er op te wachten, op de visite van de longarts en op die ene, zó voor de hand liggende, vraag die ik zelf, als in zijn schoenen stond, nooit zou stellen en zéker niet zo zou formuleren.
En geloof het of niet, hij stelde hem! Letterlijk! Hij ging naast me, op de rand van mijn bed zitten, legde zijn handen ineen geslagen in zijn schoot, keek me ietwat meewarig aan en vroeg me, op bemoedigende toon, bloedserieus: ”Hoe’st?”
Écht waar! Ik kon een enorme bulderhoest ternauwernood voorkomen.
En omdát ik minder hoest, mag ik, na 3 dagen, van de zuurstof af wat een enorm gevoel van vrijheid geeft. Tussen mijn oren. Heerlijk, om van die neusbril af te zijn. Ik ging er én niet beter door kijken en ook niet beter door ruiken.
Dat het slechts een schijnvrijheid betreft, blijkt uit het feit dat ik nog steeds maar een actieradius van 3 meter heb.
Met het uitbreiden van mijn territorium en een eventuele ontsnappingspoging zal ik dus nog even moeten wachten.